Dyslexiebeleid Christelijk College de Populier

1. Inleiding
Op deze pagina leest u alles over de werkwijze en het ondersteuningsaanbod van Christelijk College de Populier op het gebied van dyslexie. Aangezien het beleid voortdurend in beweging is, wordt het regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013). De school doet dit jaarlijks in mei/juni ten behoeve van het volgende schooljaar. Wijzigingen treft u op deze pagina, evenals in het officiële document dat u via deze link in PDF-bestand kunt downloaden.

2. Dyslexie in het voortgezet onderwijs

2.1 Wat is dyslexie?
Dyslexie is een leerstoornis, die thuishoort onder de noemer ontwikkelingsstoornissen (Tops & Boons, 2013). Dyslexie is een complex probleem dat invloed heeft op het gehele functioneren van een leerling. Het komt voor in alle vormen van onderwijs en is niet gebonden aan intelligentie of sociaaleconomische achtergrond (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse 2013).

Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen, schrijven en/of spellen op woordniveau (Stichting Dyslexie Nederland, www.stichtingdyslexienederland.nl). Dyslexie is een leerstoornis, wat betekent dat het probleem blijft bestaan (Tops & Boons, 2013). Er is sprake van didactische resistentie. Extra hulp en inspanning leiden niet of nauwelijks tot verbetering (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse 2013).

Er bestaan verklarende, beschrijvende en handelingsgerichte definities van dyslexie. In de klinische praktijk overlappen deze definities elkaar (Tops & Boons, 2013).

2.2 Ondersteuningsbehoeften van leerlingen met dyslexie
De ondersteuningsbehoefte van leerlingen met dyslexie kan betrekking hebben op zowel het moderne talenonderwijs, de zaakvakken als de exacte vakken (Krosse, de & Kleijnen, 2008).

Dyslectische leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben problemen met:

  • lezen en/of spellen op woordniveau in het Nederlands en in de moderne vreemde talen (nieuwe klank-tekenkoppelingen, ingewikkelde spellingsafspraken) (Krosse, de & Kleijnen, 2008)
  • het snel en accuraat lezen (decoderen) van teksten bij alle vakken (Krosse, de & Kleijnen, 2008)
  • het snel en accuraat spellen (coderen) bij functioneel schrijven bij alle vakken (Krosse, de & Kleijnen, 2008)
  • automatiseren en problemen bij het opslaan van geautomatiseerde informatie in en het oproepen van geautomatiseerde informatie uit het lange termijn geheugen (Krosse, de & Kleijnen, 2008). Dyslectische leerlingen kunnen door hun automatiseringsprobleem moeite hebben met het houden van overzicht op wat ze aan het doen zijn. Ten gevolge daarvan kunnen ze ongestructureerd gedrag en een inadequate werkhouding vertonen.
  • het werkgeheugen. Problemen met het gedurende korte tijd informatie opslaan en bewerken/verwerken in het korte termijngeheugen (Krosse, de & Kleijnen, 2008).
  • metacognitieve vaardigheden. Sommige leerlingen passen minder spontaan hun leerstrategieën aan. Ze maken onvoldoende transfer van nieuwe geleerde kennis en vaardigheden naar nieuwe leersituaties (Tops & Boons, 2013).
  • het maken van aantekeningen. Ze schrijven niet snel genoeg, kunnen hun eigen aantekeningen niet lezen en/of kunnen hoofd- en bijzaken niet van elkaar scheiden. Niet omdat ze het intellectueel niet aankunnen, maar omdat ze moeite hebben met het ontsleutelen van woorden. Dit speelt ook bij schriftelijk werk, omdat een groot deel van de aandacht uitgaat naar het correct proberen te schrijven van woorden. Er gaat veel aandacht uit naar de technische aspecten van lezen en schrijven, waardoor er minder ruimte is voor betekenis, structuur en grammatica (www.stichtingdyslexienederland.nl)

Niet al deze problemen doen zich (in gelijke mate) bij een individuele leerling voor. De gevolgen van dyslexie verschillen per leerling. De mate waarin hij/zij last heeft van dyslexie verschilt per leerling en hangt af van de eisen die op een bepaald moment en in een bepaalde situatie gesteld worden (Henneman, 2004; Tops & Boons, 2013). Hoeveel last een leerling heeft van zijn/haar dyslexie hangt ook samen met de eisen die een specifieke situatie vraagt van zijn/haar lees- en spellingsvaardigheid. Daarnaast hangt het af van de mate waarin hij/zij in staat is zijn/haar problemen te compenseren (Ruijssenaars & Van den Bos, 2011). Het is belangrijk een duidelijk zicht te hebben op de sterke kanten van de leerling (bv. goede cognitieve of verbale mogelijkheden), zijn/haar zwaktes (bv. werkgeheugen), en van de omgeving (bv. ondersteuningsmogelijkheden ouders) (Henneman, 2004; Tops & Boons, 2013).

2.3 Aantal leerlingen met dyslexie
Ongeveer 3,6% van de leerlingen is dyslectisch (Blomert, 2005). In deze schatting zijn geen leerlingen meegenomen die naast lees- en spellingsproblemen ook gedragsproblemen, rekenproblemen, of algemene leerproblemen hebben, en leerlingen die in het speciaal onderwijs zitten. Gemiddeld zijn 1 tot 3 leerlingen in een klas van 30 leerlingen dyslectisch.

3. Dyslexiebegeleiding

3.1 Wettelijk kader
Scholen zijn verplicht aanpassingen die een leerling met een beperking vraagt te realiseren op basis van de wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische ziekte  (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

Artikel 55
‘De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd, met dien verstande dat aan de overige bepalingen in dit besluit wordt voldaan. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.’ (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

Op basis van artikel 55 kan de rector van de school de examencondities aanpassen voor onder andere leerlingen met dyslexie. Het artikel spreekt over de wijze van examinering, niet over de exameneisen of de inhoud van het examen zelf. Uitgangspunt van het Nederlandse examensysteem is dat een gelijk cijfer voor bijvoorbeeld Engels tot stand is gekomen op basis van een zelfde prestatie. Dat geldt zowel voor het centraal examen voor geheel Nederland als voor het schoolexamen per school (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

De school kan aanpassingen voor leerlingen met een beperking zoeken in het toestaan van hulpmiddelen die effectief zijn, en/of in aanpassingen van de toets- of examenvorm met inachtneming van de toets- en exameneisen. Daarbij is het van belang om de eisen, integraal en op onderdelen, te zien als situationele competentie-eisen. Deze noodzaak tot aanpassing geldt voor zowel school- als centraal examen. In beide gevallen moet de aanpassing gemeld worden aan de onderwijsinspectie. De inspectie is niet de instantie die toestemming verleend, maar kan wel vaststellen dat met een (beoogde of toegekende)aanpassing regels van het examen zijn geschonden waarop het gemaakte werk ongeldig kan worden verklaard (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
Bij het centraal examen levert het College voor Examens (CvE) standaard op bestelling aangepaste toetsen. Als dit standaard aanbod van aanpassingen niet adequaat is voor een leerling met een beperking, dan kan de school contact opnemen met het CvE. De school kan niet zelf het examen aanpassen (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
Bij het schoolexamen heeft de school een grote mate van vrijheid in het zoeken naar een geschikte aanpassing. De school moet daarbij wel de eigen interne eisen en de externe eisen die aan het examen worden gesteld in acht nemen (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

Met ingang van 1 augustus 2009 is de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) ook van toepassing op het basis- en het voortgezet onderwijs. Op basis van deze wet (artikel 5b, in samenhang met artikel 1) is het verboden om onderscheid te maken bij het verlenen van toegang tot onderwijs, bij het aanbieden van onderwijs, bij het afnemen van toetsen en bij het afsluiten van onderwijs (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

‘Verbod op onderscheid’ betekent dat scholen verplicht zijn tot doeltreffende aanpassing als (de ouders van) een leerling met een beperking hierom (vragen) vraagt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het toestaan van een voorleesprogramma in de les en tijdens de examens. Wel moet het gaan om een redelijke aanpassing die niet te belastend is. Een leerling (of zijn/haar ouders) kan (kunnen) bijvoorbeeld niet van de school eisen bepaalde voorleessoftware toe te staan of aan te schaffen, terwijl de school beschikt over een goedkoper alternatief met dezelfde ondersteuningsmogelijkheden. Als een school niet consequent of helder is wat betreft het gebruik van een doeltreffende aanpassing, kan dit leiden tot verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

Als ouders het niet eens zijn met de ondersteuning die de school biedt voor hun kind, dan kunnen ze een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens (zie www.mensenrechten.nl). Ook kunnen zij een klacht indienen als de school hun kind niet toelaat, omdat hij/zij dyslexie heeft of als het kind om deze reden van school wordt verwijderd (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
Een andere reden om een klacht in te dienen kan zijn dat de school weigert om een doeltreffende aanpassing te realiseren.
De school zelf kan eveneens, proactief, een bepaalde beleidskeuze ter toetsing voorleggen aan het CvE (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
Belangrijk is dat de Wet gelijke behandeling uitgaat van een verschuiving van de bewijslast. Als de aanklager aannemelijk maakt dat de aangeklaagde schuldig is, moet de aangeklaagde – lees: de school – met feiten kunnen onderbouwen dat ze niet in strijd met de wet gehandeld heeft (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

Afstemming onderwijs en eindexamen
De begeleiding in het onderwijs en de aanpassingen die tijdens het examen worden toegestaan, liggen in elkaars verlengde. Als een leerling bij het examen gebruikmaakt van een bepaald hulpmiddel, zoals een Daisy-speler of voorleessoftware, dan moet hij/zij dat hulpmiddel ook kunnen gebruiken in het onderwijs dat eraan vooraf gaat. De leerling zal minimaal met het hulpmiddel hebben moeten kunnen oefenen. Dit geldt overigens ook wanneer tijdens het examen een ander type software wordt gebruikt dan tijdens het onderwijs (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

3.2 Uitgangspunten
3.2.1 Maximaal resultaat met minimale extra inspanning
De op De Populier geboden dyslexiebegeleiding is gericht op het behalen van een maximaal resultaat (voldoende schoolresultaten halen, zodat de leerling overgaat naar het volgende leerjaar/het examen behaalt) met een voor de leerling minimale extra inspanning in vergelijking tot medeleerlingen zonder dyslexie (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

3.2.2 Dyslexieverklaring is een vereiste
Voor de aanvraag van faciliteiten/maatregelen moet de leerling over een geldige diagnose beschikken, afgegeven door een GZ-psycholoog/orthopedagoog. Als een leerling op de basisschool een erkende dyslexieverklaring heeft gekregen, neemt De Populier die verklaring over. Indien dyslexie wordt vastgesteld, terwijl de leerling al op De Populier zit, neemt de school de door een door een daartoe bevoegde psycholoog/orthopedagoog afgegeven verklaring over.
De dyslexieverklaring wordt digitaal opgeslagen in het schooladministratiesysteem Magister.

3.2.3 Gerichte ondersteuning
Wat effectief is voor de ene leerling hoeft dat niet te zijn voor de andere leerling (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013). Er bestaan geen pasklare faciliteiten en maatregelen die nuttig zijn voor alle leerlingen met dyslexie. Faciliteiten en maatregelen worden afgestemd op de specifieke behoeftes van leerlingen, en hangen af van de mate van dyslexie en de ernst van bijkomende problemen (zie paragraaf 3.3, in het bijzonder ad. 2). De school wil gerichte ondersteuning bieden.

3.2.4 Redelijkheid
Bij het zoeken naar verantwoorde en geschikte faciliteiten en maatregelen is het belangrijk dat het begrip ‘redelijkheid’ bewaakt wordt. De redelijkheid hangt doorgaans af van de mate van aanvaardbaarheid van de school, de haalbaarheid voor de leerling en de verdedigbaarheid ten aanzien van medeleerlingen. Redelijkheid hangt ook sterk af van de te verwerven eindcompetenties van een opleidingsonderdeel en de onderwijsomstandigheden (Tops & Boons, 2013).

3.3 Niveaus van ondersteuning
Een leerling met dyslexie heeft ondersteuning nodig daar waar de gevolgen van dyslexie hem/haar belemmeren: het volgen van lessen, het maken van toetsen en/of het maken van huiswerk. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
De ondersteuningsbehoefte kan veranderen in de loop van de tijd/leerjaren.

De begeleiding van leerlingen met dyslexie kan, afhankelijk van hun ondersteuningsbehoefte, op De Populier op drie niveaus plaatsvinden (Krosse, de & Kleijnen, 2008): basisondersteuning, aanvullende basisondersteuning en extra ondersteuning.

3.3.1 Basisondersteuning
Basisondersteuning betreft ondersteuning in de klas (zie het schoolondersteuningsprofiel/SOP). Denk hierbij bijvoorbeeld aan effectieve en adequate instructie, differentiatie, efficiënt klassenmanagement, handelingsgericht werken, planmatige leerlingbesprekingen en structureel geplande contactmomenten tussen mentor en leerling.

3.3.2 Aanvullende basisondersteuning
Aanvullende basisondersteuning betreft ondersteuning in de klas bovenop de reguliere basisondersteuning. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specifiek op de leerling afgestemde compenserende faciliteiten en maatregelen.

De school kan aanpassingen voor leerlingen met een beperking, zoals dyslexie, zoeken in het toestaan van hulpmiddelen die effectief zijn, en/of in aanpassingen van de toets- of examenvorm met inachtneming van de toets- en exameneisen. De directie neemt uiteindelijk het besluit, meldt dit waar nodig aan de inspectie en zorgt voor een onderbouwde verantwoording. Dit gebeurt binnen de kaders van de wet- en regelgeving.

De voor een leerling geldende faciliteiten en maatregelen worden vermeld op een dyslexiekaart. Op deze dyslexiekaart staan de faciliteiten en de daaruit voortvloeiende rechten, (inspannings) plichten van zowel de leerling als de docenten (zie ook taalonderwijs.nl/dyslexie). Op deze manier wil De Populier de leerling en zijn/haar ouders bewust maken van de samenwerking tussen docent en leerling. De dyslexiekaart wordt, op basis van een dyslexieverklaring die is geschreven door iemand die daartoe bevoegd is, door de RT’er opgesteld in overleg met de teamleider. Minimaal eens per jaar wordt de kaart door de mentor met de leerling en diens ouders besproken. Wanneer blijkt dat de aangeboden faciliteiten niet toereikend zijn, nodigt de rt-er in overleg met de teamleider ouders en leerling uit om te bespreken welke andere faciliteiten (vallend binnen de mogelijkheden van de school) nog geboden kunnen worden. Wanneer andere factoren dan uitsluitend dyslexie een rol spelen, wordt ook de coördinator passend onderwijs uitgenodigd bij het gesprek om eventueel ook ondersteuning in het kader van passend onderwijs in te zetten.

Van welke compenserende faciliteiten, maatregelen en software een leerling gebruik mag maken wordt bepaald door de Coördinator Passend Onderwijs en de teamleider/afdelingsleider in overleg met de leerling en ouders. Van welke compenserende faciliteiten, maatregelen en software een leerling gebruik mag maken wordt afgeleid van het advies van de GZ-psycholoog die de dyslexie-verklaring heeft afgegeven. Van de GZ-psycholoog wordt gericht aanvullend advies gevraagd en verwacht: zijn extra maatregelen en faciliteiten nodig? Op welke manier? Bij welke maatregelen en faciliteiten heeft de leerling het meeste baat?
Indien leerling en/of ouders aangeven dat bepaalde (aanvullende/andere) maatregelen en faciliteiten gewenst zijn, dan worden ze terugverwezen naar de GZ-psycholoog voor overleg. De school gaat vervolgens uit van het (aangepaste) advies van de GZ-psycholoog.
De teamleider/afdelingsleider noteert de dyslexiekaart in Magister en zorgt ervoor dat alle docenten die lesgeven aan de leerling op de hoogte zijn van de faciliteiten die aan de leerling worden geboden. Bij voorkeur gebeurt dit meteen aan het begin van het schooljaar, of zodra de dyslexieverklaring binnen is.

De leerling dient de dyslexiekaart altijd bij zich te hebben en bij toetsen zichtbaar op de hoek van zijn/haar tafel te leggen.

Mogelijke compenserende faciliteiten en maatregelen:

  1. Minimalisatie van overschrijftaken: kopieën mogen maken van aantekeningen van klasgenoten in plaats van zelf aantekeningen moeten maken.
  2. Gebruik van hulpmiddelen, zoals een leesliniaal.
  3. Tijdens toetsweken toetsen in een apart lokaal maken.
  4. Aangepaste spellingsbeoordeling.
  5. Toetstijdverlenging: tot 20% meer tijd bij toetsen. Leerlingen met een dyslexieverklaring hebben bij het centraal examen recht op een standaard tijdverlenging van 30 minuten. Dit betekent dat leerlingen bij toetsen van 45 minuten maximaal 10 minuten extra tijd krijgen en bij een SO maximaal 5 minuten.
  6. Toetsen worden aangeleverd in lettertype 12 Arial, regelafstand 1,15, rustige bladspiegel(Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013; De Krosse & Kleijnen 2008; Tops & Boons, 2013)

Grenzen aan de compenserende faciliteiten en maatregelen:

  • De Populier biedt (in principe) geen schoolinterne RT aan leerlingen (met een dyslexieverklaring).
  • De Populier biedt geen auditieve ondersteuning, in de vorm van mondelinge toetsing/overhoring/herkansing en/of mondelinge toelichting om onduidelijkheden bij schriftelijke toetsen en examens weg te werken.
  • De Populier biedt niet de mogelijkheid dat leerlingen verbetersleutels/antwoordmodellen en/of het ontvangen van opdrachten/instructies op papier ontvangen van docenten.

Compenserende software:

Ter compensatie kan er ook gebruik worden gemaakt van de inzet van compenserende software of andere hulpmiddelen zoals een laptop met spelling- en grammaticacontrole of een laptop met tekst-naar-spraaksoftware. Voorwaarde is wel dat de leerling op een redelijk tempo kan typen.
De ontwikkelingen op dit gebied gaan snel, waardoor het van belang blijft om regelmatig te controleren welke programma’s er zijn en welke mogelijkheden ze bieden.
Per leerling wordt gekeken of en zo ja welke software het beste bij zijn/haar ondersteuningsbehoefte aansluit. Wel wordt nagestreefd dat meerdere leerlingen met hetzelfde programma werken, zodat de leerlingen en de docenten van en met elkaar zich het gebruik ervan eigen kunnen maken (bijvoorbeeld het scannen van materialen).

Het meest uitgebreide digitale compensatieprogramma is Kurzweil (voorleessoftware). Zie www.lexima.nl. De school is in het bezit van een Kurzweil-licentie.

Een overzicht van mogelijke andere softwareprogramma’s (niet per se in bezit van de school):

  1. Voorleessoftware: Een minder uitgebreide variant op Kurzweil is Sprint. Sprint is echter ook minder geschikt voor het VO. Zie www.lexima.nl.
  2. Voorleessoftware: www.l2s.nl
  3. Voorleessoftware: de app LEX via dedicon.nl
  4. Voorleessoftware: de app Speak it!
  5. Voorleessoftware: www.textaid-dyslexiesoftware.nl
  6. Voorleessoftware: app Daisyspeler (voorwaarde is dat de leerling staat ingeschreven bij het loket aangepast lezen)
  7. Voorleessoftware: Voice Dream Reader (deze app leest teksten voor uit o.a. PDF-bestanden, HTML- bestanden, Word-bestanden en PowerPoint-bestanden. De app leest in verschillende talen voor: Engels, Spaans, Frans, Duits, Italiaans, Japans, Zweeds, Nederlands, Deens, Chinees (mandarijns), Fins, Portugees, Russisch, Pools, Turks, Grieks, Arabisch, Noorweegs, Tsjechisch en Catalaans. 36 algemene stemmen zijn bij de app inbegrepen. De spraak is aan te passen naar keuze.
  8. Woordvoorspellingsprogramma: Skippy. Zie www.lexima.nl
  9. Woordvoorspellingsprogramma: WoDy. Zie www.lexima.nl
  10. Organiseren van schoolwerk: www.com
  11. Remediering en testen: Muiswerk. Zie www.muiswerk.nl

Dispenserende faciliteiten en maatregelen:
Ontheffing voor (onderdelen van) een taal op basis van de geldende wet- en regelgeving.
Dergelijke ontheffingen/vrijstelling worden slechts in uiterste gevallen verleend voor bepaalde vakken of onderdelen daarvan. Ze zijn maar heel beperkt mogelijk (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).
Ontheffingen zijn, gezien het maatschappelijk belang van talen, niet gewenst en ook niet noodzakelijk, omdat er veel mogelijkheden zijn om met inachtneming van de eisen in het onderwijs en in de wijze van examinering rekening te houden met de mogelijkheden van de leerling met een beperking (Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013).

3.3.3 Extra ondersteuning
Extra ondersteuning betreft ondersteuning buiten de klas door externe begeleiders (zie voor eventuele partijen o.a. het Jaarplan Passend Onderwijs) Het gaat het om aanvullende interventies buiten de klas, zoals bijvoorbeeld Remedial Teaching.

Voor elke leerling die buiten de klas ondersteuning krijgt in de vorm van extra ondersteuning wordt een ondersteuningsplan/OPP opgesteld, waarin de gemaakte afspraken en de ingezette maatregelen genoteerd staan en hoe de voortgang ervan gemonitord en geëvalueerd wordt.
Dit ondersteuningsplan/OPP wordt opgesteld, gemonitord en geëvalueerd door de Coördinator Passend Onderwijs, in overleg en samenspraak met de teamleider/afdelingsleider, ouders en leerling. De mentor wordt geïnformeerd.

3.4 Betrokken schoolinterne functionarissen
De volgende functionarissen kunnen betrokken worden bij de dyslexie-begeleiding van leerlingen: mentor, Coördinator Passend Onderwijs, RT’ers, teamleiders/afdelingsleiders en vakdocenten. Welke functionaris betrokken is en in welke mate verschilt per leerling.
De Populier wil tijdig en passend inspelen op de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Om die reden moet voor elke leerling met dyslexie duidelijk zijn bij wie hij/zij terecht kan als hij/zij ergens tegenaan loopt (Krosse, de & Kleijnen, 2008) (Steenbeek-Planting, Kleijnen & Verhoeven, 2006).
Op De Populier is de mentor het eerste aanspreekpunt voor de leerling en zijn/haar ouders indien er sprake is van reguliere en/of aanvullende basisondersteuning.
Vast gespreksonderwerp tijdens de reguliere mentorgesprekken is de ondersteuningsbehoefte van de leerling met betrekking tot zijn/haar dyslexie. Het is ook een vast gespreksonderwerp tijdens gesprekken met de ouders van de leerling.
De mentor heeft minimaal twee keer per schooljaar contact met de leerling en zijn/haar ouders omtrent de dyslexie-begeleiding. Bij het afgeven van de dyslexiekaart, behorend tot de aanvullende basisondersteuning, zijn ook de Coördinator Passend Onderwijs en de teamleider/afdelingsleider betrokken.
Indien er sprake is van extra ondersteuning (ondersteuning buiten de klas door externe partijen) is de Coördinator Passend Onderwijs de contactpersoon voor de leerling en de ouders.

4. Signaleren en screenen
Het is belangrijk dat hardnekkige lees- en spellingsproblemen zo snel mogelijk worden herkend.
De Populier signaleert mogelijke (brugklas)leerlingen met dyslexie op basis van:

  • informatie van de BAO/in het OKR (door de aannamecommissie, o.a. de teamleider/afdelingsleider brugklas)
  • observaties (door de mentor, vakdocenten en afdelingsleider, o.a. tijdens leerlingbesprekingen)
  • afname van signaleringstoetsen in de brugklas (door de RT’ers in samenwerking met de orthopedagoog)(Henneman, Bekebrede, Cox & De Krosse, 2013)

4.1 Screening van de brugklasleerlingen
De Populier beschikt over twee RT’ers. Zij hebben o.a. als taak het screenen van  alle brugklasleerlingen ten aanzien lees- en spellingsproblemen en het bieden van RT-ondersteuning aan brugklasleerlingen met mogelijke lees- en spellingsproblemen.

De volgende procedure wordt gevolgd bij het screenen en signaleren van mogelijke brugklasleerlingen met lees- en spellingsproblemen:

  • De RT’ers bereiden het dictee (Vier Scholieren) voor.
  • De mentor neemt het dictee in de eerste week van het schooljaar af.
  • De RT’ers kijken het dictee na.
  • In overleg met de orthopedagoog worden de uitkomsten van het dictee door de RT’ers vergeleken met de informatie in het leerlingvolgsysteem van de basisschool (gegevens BAO in Magister).
  • Vervolgens adviseert de orthopedagoog welke leerlingen in aanmerking komen voor een eerste screening en neemt de orthopedagoog de eerste screening af. Op basis van de uitkomsten wordt door de orthopedagoog geadviseerd welke leerlingen in aanmerking komen voor de RT-begeleiding. \De RT’ers bieden zes maanden RT aan de geselecteerde brugklasleerlingen, onder andere met behulp van het programma Muiswerk.
    Deze begeleiding wordt gegeven binnen de reguliere schooltijd van De Populier.
    In geval van dagelijkse roosterwijzigingen gaat de RT gewoon door. De RT-begeleiding gaat voor de reguliere les, tenzij er een toets (repetitie/SO) is in de reguliere les.
    De RT-begeleiding is niet vrijblijvend. Als een leerling een les vergeet en benodigde spullen voor niet bij zich heeft, wordt dat vermeld in Magister door de RT-er. De mentor spreekt de leerling hierop aan en neemt (telefonisch) contact op met ouders. De mentor vermeldt dit in Magister.
    Indien een leerling drie keer een RT-les heeft gemist, maken CPO en RT’er een afspraak met de leerling en de ouders.
    Een beslissing om de gehele RT-begeleiding te laten vervallen op verzoek van een leerling en/of zijn ouders kan alléén worden genomen door de CPO. De consequentie van het niet meer volgen van de RT is dat de leerling niet meer in aanmerking komt voor het door De Populier gesubsidieerde dyslexieonderzoek. Dit is óók van toepassing als een leerling onvoldoende bij de RT aanwezig is geweest. Het dyslexieonderzoek kan namelijk alleen plaatsvinden als er gedurende een half jaar monitoring is geweest door middel van RT. Dit is nodig om de didactische resistentie te kunnen aantonen.Na de zes maanden RT-begeleiding volgt er een tweede screening (in mei/juni). Deze screening wordt afgenomen en nagekeken door de RT’ers.
  • De orthopedagoog analyseert de uitslag van de tweede screening en adviseert welke leerlingen voor een dyslexie-onderzoek in aanmerking komen.
  • RT neemt (via een brief) contact op met de ouders van de geselecteerde leerlingen i.v.m. advies, uitnodiging en toestemming voor een officieel dyslexie-onderzoek. De ouders moeten schriftelijk toestemming geven. Het dyslexie-onderzoek wordt voor de helft betaald door de ouders en voor de helft door de school.
  • Het dyslexie-onderzoek wordt uitgevoerd door de orthopedagoog. De uitkomsten/uitslagen van het onderzoek worden door de orthopedagoog teruggekoppeld aan de leerling, ouders en de school.
  • De communicatie over beide screenings en de RT-begeleiding wordt door de RT’ers gedaan, net als de administratie, organisatie, verslaglegging en coördinatie ervan.

5. Ter info: interessante en informatie websites

  • masterplandyslexie.nl (is het dyslexieprotocol van de school op gebaseerd)
  • https://webwinkel.expertisecentrumnederlands.nl/webwinkel/protocol-dyslexie-voortgezet-onderwijs/48703&page= (protocol dyslexie VO)
  • steunpuntdyslexie.nl
  • stichtingdyslexienederland.nl (kennisoverdracht van wetenschap naar praktijk)
  • expertisecentrumnederlands.nl (over taalonderwijs)
  • steunpunttaalenrekenenvo.nl (let op: informatie wordt niet meer geactualiseerd)
  • wetten.nl (wet- en regelgeving onderbouwleerlingen)
  • examenblad.nl (wet- en regelgeving bovenbouwleerlingen)
  • muiswerk.nl (leerplatform voor rekenen en taal, online RT- en test/toetsprogramma’s)
  • diataal.nl (diatoetsen en aansluitend oefenmateriaal)
  • lexima.nl (dyslexie-software, o.a. Kurzweil, Sprint, Skippy en WoDy)
  • https://educatief.dedicon.nl (o.a. app LEX)
  • l2s.nl (voorleessoftware)
  • textaid-dyslexiesoftware.nl (voorleessoftware)
  • aangepast-lezen.nl (informatieverstrekking, o.a. over voorgelezen teksten, maar ook afluisteren van boeken en tijdschriften via app Daisyspeler)
  • mindmeister.com (organiseren van schoolwerk via mindmapping)
  • dyslexiemonitor.nl (vragenlijsten voor BAO en VO)