Overgangsnormen leerjaar 1

Klik hier voor informatie

Overgangsnormen leerjaar 2

Klik hier voor informatie

Overgangsnormen leerjaar 3

Klik hier voor informatie

Overgangsnormen leerjaar 4, 5 en 6

Klik hier voor informatie

I. ALGEMENE REGELS

  1. De docentenvergadering heeft het recht beslissingen omtrent bevordering te nemen die afwijken van de hieronder gestelde regels en schema’s mits deze beslissingen niet in strijd zijn met de Wet op het Voortgezet Onderwijs en de leerplichtwet.
  2. De regels en voorwaarden die in dit reglement beschreven staan, hebben betrekking op het eindrapport (RE), tenzij anders is vermeld. Beslissingen over bevordering, afwijzing en plaatsing worden gebaseerd op dit eindrapport.
  3. Als er in dit reglement sprake is van ‘pakket’, worden daarmee de in het navolgende leerjaar te volgen CE-vakken bedoeld. Met ‘punten’ wordt het totaal aantal behaalde punten bedoeld.
  4. Een docent die verhinderd is een rapportvergadering bij te wonen, dient van tevoren contact op te nemen met de conrector.
  5. Docenten doen aan ouders geen inhoudelijke mededelingen over rapportvergaderingen en stemverhoudingen. De mentoren en de conrector vertegenwoordigen de school en delen de uitslag van de stemmingen mee.
  6. Een revisievergadering wordt uitsluitend gehouden op grond van nieuwe feiten of een kennelijke onrechtvaardigheid. Dit ter beoordeling van de schoolleiding.
  7. In bijzondere gevallen kan de rector, zo mogelijk na overleg met de docentenvergadering, besluiten van de regels in dit reglement af te wijken.


II. HET BEPALEN VAN RAPPORTCIJFERS

  1. Op de rapporten worden hele cijfers gegeven. Wanneer echter bij de overgangsnormen sprake is van het bepalen van een gemiddelde worden de onafgeronde RE-cijfers (1 decimaal) gebruikt ter verkrijging van dit gemiddelde.
  2. Per vak staat vast op welke wijze per leerjaar de resultaten, behaald voor de onderscheiden vakonderdelen, het rapportcijfer bepalen.
  3. De leerling dient inzicht te hebben in de wijze waarop een rapportcijfer tot stand komt.


III. REGELS VOOR STEMMINGEN

  1. Een docentenvergadering kan in geval van stemming over een leerling alleen geldige besluiten nemen, indien ten minste 2/3 van het aantal docenten dat in de lopende cursus aan de desbetreffende leerling lesgaf, aan de stemming deelneemt. Een docent die verhinderd is, kan eventueel zijn stem van tevoren bekend maken aan de conrector of mentor.
  2. Indien een leerling volgens dit reglement geen bespreekgeval is, wordt over deze leerling niet gestemd, tenzij ten minste drie docenten van oordeel zijn dat er sprake is van bijzondere omstandigheden.
  3. Bij overgangsbeslissingen wordt in beginsel gestemd over alle leerlingen die bespreekgeval zijn.
  4. Voor de stemming krijgt iedere docent van de betreffende leerling de gelegenheid zijn cijfer toe te lichten en zijn mening over de leerling te geven. Daarna wordt gestemd, rekening houdend met het gehele rapport en de toelichtingen.
  5. Stemgerechtigd zijn de conrector en alle docenten die aan de leerling les hebben gegeven. De conrector heeft één stem, ook als hij aan de leerling heeft lesgegeven. Leerlingbegeleiders, remedial teachers, decaan en rector kunnen advies geven.
  6. Bij de overgang en plaatsing wordt gestemd per vak.
  7. Een voorstel is aangenomen bij gewone meerderheid van stemmen. Blanco stemmen is toegestaan. Blanco stemmen tellen niet mee voor het bepalen van de uitslag.
  8. Indien de stemmen staken, wordt beslist in het voordeel van de leerling.
  9. Slechts in uitzonderlijke gevallen mag tijdens een vergadering een cijfer veranderd worden.


IV. OVERGANGSNORMEN EN PLAATSING (ALGEMEEN)

  1. In de dakpanklassen in leerjaar 1 en 2 worden de cijfers op het laagste niveau gegeven (dus in M/H op mavoniveau en in H/V op havoniveau).
    In gymnasium- en atheneumklassen worden cijfers op VWO niveau gegeven.
  2. Het cijfer 6 is voldoende. Een 5 wordt gezien als 1 tekort; een 4 als 2 tekorten.
    Een cijfer lager dan 4 wordt gezien als 3 tekorten.
  3. Indien een leerling een extra vak doet, kan het extra vak bij een bevorderings-besluit buiten beschouwing worden gelaten.
  4. Een leerling die aan alle voorwaarden voldoet, is bevorderd.
  5. Een leerling die aan twee of meer voorwaarden niet voldoet, is niet bevorderd.
  6. Een leerling die aan één voorwaarde niet voldoet is bespreekgeval.
  7. Bij bevordering van een leerling naar een hogere afdeling geldt de volgende regel: indien een leerling aan alle voorwaarden voor bevordering naar een hogere afdeling voldoet, is deze leerling toch bespreekgeval.
  8. Een leerling die een door een deskundige vastgestelde leerstoornis (dyslexie, dyscalculie e.d.) heeft en die op grond van de overgangsnormen niet bevorderd is, is bespreekgeval.
  9. Als een leerling voldoet aan de overgangsnormen maar een cijfer lager dan 4 op het eindrapport heeft, is hij een bespreekgeval.
  10. Indien een leerling met het gekozen pakket niet bevorderd kan worden, wordt bekeken of bevordering wel mogelijk is met wijziging van het pakket. Voor eventuele bevordering is in dat geval de pakketwijziging een bindende voorwaarde.
  11. Een niet-bevorderde leerling mag niet doubleren als hij al eerder aan deze of een gelijkwaardige school heeft gedoubleerd. Besproken wordt of de niet bevorderde leerling in een afdeling lager op De Populier geplaatst kan worden of welke mogelijkheden er elders zijn.
  12. De docentenvergadering beslist over de plaatsing van afgewezen leerlingen, mits betrokken ouders en leerlingen tijdig (rond de laatste tafeltjesavond) en zorgvuldig (schriftelijk en mondeling) op de hoogte zijn gesteld van mogelijk in een later stadium te nemen onwelgevallige maatregelen. Onder plaatsing wordt ook verstaan: een besluit dat de leerling zijn schoolloopbaan niet op De Populier mag voortzetten.

 

V. TAKEN

Aan bevorderde leerlingen kan voor één of meer vakken een taak worden opgelegd:

a. als steun, om de leerling voor het betreffende vak een betere uitgangspositie te laten bereiken voor het nieuwe leerjaar;
of
b. als correctie voor een onvoldoende werkhouding in het voorbije leerjaar.

De docent moet bij aanvang van het nieuwe schooljaar nagaan of de leerling met behoorlijke toewijding aan de taak heeft gewerkt.
Een leerling die onvoldoende aan zijn taak heeft gewerkt, moet bij aanvang van het nieuwe schooljaar thuis of na schooltijd op school (hierover beslist de conrector) aan de taak werken. Deze leerling volgt intussen alle lessen. Zo spoedig mogelijk stelt de docent vast of de leerling de taak alsnog naar behoren heeft uitgevoerd. Als dit opnieuw niet het geval blijkt te zijn, grijpt de conrector in. De toegang tot de lessen kan worden ontzegd.
Een leerling van de examenklas kan worden uitgesloten van herkansing van schoolexamenonderdelen in het betreffende vak.